20851 |
rozijnenbrood |
krentenweg:
kreentewég (L212a Smakt),
pruimpjesweg:
enne bòttrám van pruumkesweg
pruumkesweg (L212a Smakt),
rozijnenweg:
rezieneweg (L212a Smakt)
|
krenten en/of rozijnenbrood || rozijnenbrood
III-2-3
|
24240 |
rui |
geruizel:
gerūzel (L212a Smakt)
|
uitvallen v veren, ruien
III-4-1
|
25148 |
rukwind |
windstoot:
wiendstoeët (L212a Smakt)
|
windstoot, plotseling heftige wind
III-4-4
|
34024 |
rund |
rind:
rent (L212a Smakt),
rund:
rønt (L212a Smakt)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
20666 |
rundvleessoep |
kermissoep:
kermessoep (L212a Smakt)
|
rundvleessoep met mergballetjes
III-2-3
|
24371 |
rups |
koolrups:
koeëlroeps (L212a Smakt),
rups:
roeps (L212a Smakt)
|
rups || rups vh koolwitje
III-4-2
|
24905 |
s woensdags |
s woensdags:
swoensdágs (L212a Smakt)
|
s woensdags
III-4-4
|
21025 |
savooiekool |
groenmoes:
gruūnmoes (L212a Smakt)
|
groene kool
I-7
|
31714 |
schaaldeel |
schaaldeel:
sxāldiǝl (L212a Smakt)
|
Wanneer een boomstam in de lengte in een aantal delen wordt gezaagd, zijn het onderste en het bovenste deel aan één zijde met schors bedekt. Men noemt die beide delen de schaaldelen. Zie ook afb. 11. [N 50, 51a; L 42, 18; monogr.]
II-12
|