31227 |
smeedijzer |
smeedijzer:
smējīzǝr (L212a Smakt)
|
IJzer dat in de eerste plaats geschikt is om gesmeed en geweld te worden; het bevat 0,2 tot 0,6 % koolstof, is lichtgrauw van kleur en tamelijk week en taai. [monogr.]
II-11
|
18978 |
smeerpoes |
nami:
mar. protheisis: vgl. fr. "ami"met slot-n van voorafgaand lidwoord
námmie (L212a Smakt)
|
vuilak, smeerpoes
III-1-4
|
30469 |
smetlijn |
slaglijn:
slaxlin (L212a Smakt),
smetlijn:
smɛtlin (L212a Smakt)
|
Met een kleurstof ingestreken stuk touw dat gebruikt wordt om een rechte lijn af te tekenen op bijvoorbeeld een te zagen stuk hout. Het strakgespannen touw wordt daartoe in het midden opgetild en vervolgens weer losgelaten. Op deze wijze verkrijgt men een rechte lijn op het hout. De smetlijn wordt zowel door de timmerman als door de houtzager gebruikt. Zie ook het lemma ɛsmetlijnɛ in Wld II.9, pag. 161/215.' [N 50, 20a; monogr.]
II-12
|
31987 |
smetten, afschrijven |
smetten:
smɛtǝ (L212a Smakt)
|
Met behulp van de smetlijn een rechte lijn aftekenen op een te zagen boomstam of ander hout. Zie ook het lemma ɛsmettenɛ in Wld II.9, pag. 216.' [N 50, 21a; N 53, 204a; monogr.]
II-12
|
20493 |
smullen |
pruimen:
proeme (L212a Smakt)
|
lekker en smakelijk eten
III-2-3
|
24244 |
snavel |
snavel:
snavel (L212a Smakt)
|
snavel
III-4-1
|
22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
sneejbal (L212a Smakt)
|
sneeuwbal
III-4-4
|
24714 |
sneeuwbes |
knapper:
vd symphoricarpus
knápper (L212a Smakt)
|
besvrucht
III-4-3
|
25192 |
sneeuwbui |
sneeuwbui:
(verkleinwoord: sneejbuujke; meervoud: sneejbuuje).
sneejbuuj (L212a Smakt),
sneeuwvlaag:
sneejvlaog (L212a Smakt)
|
sneeuwbui || sneeuwvlaag
III-4-4
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
sneeje (L212a Smakt)
|
sneeuwen
III-4-4
|