20115 |
sneeuwklokje |
sneeuwklokje:
galanthus nivalis
sneejklökske (L212a Smakt)
|
sneeuwklokje
III-4-3
|
25193 |
sneeuwstorm |
sneeuwstorm:
sneejstörm (L212a Smakt)
|
sneeuwstorm
III-4-4
|
25194 |
sneeuwvlok |
sneeuwvlok:
(verkleinwoord: sneejvlökske; meervoud: sneejvlokke).
sneejvlok (L212a Smakt)
|
sneeuwvlok
III-4-4
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
ps. begrip: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").
sneej (L212a Smakt)
|
sneeuw
III-4-4
|
33514 |
snijbonen |
bloeiers:
bläöjer (L212a Smakt),
pronkbonen:
met fraaie bloemen, phaseolus multiflorus
proonkboeën (L212a Smakt),
snijbonen:
sneejboeën (L212a Smakt),
spekbonen:
spekboeën (L212a Smakt)
|
pronkboon || snijboon || snijboon, soort
I-7
|
31363 |
snijijzer |
snijijzer:
snēj-īzǝr (L212a Smakt)
|
Stalen werktuig om uitwendig schroefdraad aan buizen, staven, bouten, etc. te snijden. Een veelgebruikt type bestaat uit een ronde snijplaathouder met twee handvatten, waarin een verwisselbaar, rond snijblok kan worden aangebracht. In het midden van dit snijblok zit een rond gat met schroefdraad. Enkele gaten rond dit centrale gat vormen de snijkussens. De snijblokken zijn soms aan één kant open, zodat het snijgat door middel van stelschroeven iets kan worden versteld. Zie ook afb. 92e, f, g. Voor het op volle diepte snijden van een schroefdraad moet het snijijzer twee of drie maal worden opgeschroefd. De snijkussens van het snijblok worden daarbij steeds met de stelschroeven op een nauwere afstand ingesteld. Zie ook het lemma "snijblok, snijkussen". Het snijijzer voor gasdraad is vaak voorzien van een ratel, waardoor het draadsnijden op lastig bereikbare plaatsen mogelijk is. Met de woordtypen snelsnijijzer, snelijzer en snelsnijder wordt een speciaal type snijijzer aangeduid. Met dit werktuig kan, in tegenstelling tot het gewone snijijzer, in één keer schroefdraad aan buizen, staven, etc gesneden worden. [N 33, 293-294; N 33, 297; N 64, 65a-b; monogr.]
II-11
|
20590 |
snoepen |
snoeperij:
snoepereej (L212a Smakt),
snollen:
snolle (L212a Smakt)
|
het snoepen || snoepen
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
snoep:
snoep (L212a Smakt, ...
L212a Smakt),
snoepgerei:
snoepgrej (L212a Smakt),
snolgerei:
snolgrej (L212a Smakt)
|
snoep || snoepgoed
III-2-3
|
20550 |
snoepje |
broodbabbel:
broeëdbabbel (L212a Smakt),
snoepje:
snuupke (L212a Smakt),
ulevelletje:
ulevelleke (L212a Smakt),
zurentje:
zurentje (L212a Smakt)
|
snoepje || soort snoepje || verpakt snoepje in een gekleurd papiertje, waarop een spreuk staat || zuurtje
III-2-3
|
18026 |
snotneus |
kwajong:
kwojjòng (L212a Smakt),
snothannik:
snòthánnek (L212a Smakt),
snotkuiken:
snòtkuke (L212a Smakt),
snotneus:
snòtneus (L212a Smakt),
snotpiemel:
snòtpiemel (L212a Smakt)
|
kleine jongen met veel praatjes || kwajongen, rekel, snotneus || kwajongen, snotneus || snotaap, snotjongen || snotneus, snotjongen
III-1-4
|