19666 |
strijken |
bègeln (d.):
būgele (L212a Smakt)
|
persend strijken
III-2-1
|
19442 |
strijkijzer |
persijzer:
pársiēzer (L212a Smakt),
strijkijzer:
striekiēzer (L212a Smakt)
|
strijkijzer || zwaar strijkijzer om te persen
III-2-1
|
22085 |
stro |
strooi:
strōi̢ (L212a Smakt)
|
Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83]
I-4
|
24806 |
stronk van de eikenboom |
eikenpoest:
aekepoest (L212a Smakt)
|
stronk ve eikeboom
III-4-3
|
33715 |
stronk, boomstronk |
stronk:
stroŋk (L212a Smakt)
|
Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.]
I-8
|
33591 |
stronk, stengel van koolplanten |
kappenstronk:
káppesstroonk (L212a Smakt),
koolstronk:
koeëlstroonk (L212a Smakt)
|
koolstronk
I-7
|
24384 |
strontvlieg |
strontvlieg:
groen-goud kleurig
stroontvliēg (L212a Smakt)
|
vlieg, soort
III-4-2
|
20738 |
strooiselvlaai |
kruimelvlaai:
krumelflaai (L212a Smakt)
|
soort vlaai met vulling van meel boter en suiker
III-2-3
|
30476 |
stropoppen |
poppen:
popǝ (L212a Smakt)
|
Zie kaart. Dubbelgevouwen en samengebonden bosjes stro die ter afdichting tussen de dakpannen worden gestoken. Zie ook het lemma 'Strowalm' in wld I.4, pag. 122 e.v. In L 270 werd het stro voor de poppen op ± 60 cm lengte gesneden, dubbel gevouwen en aan de omgevouwen kant met een touwtje vastgebonden, aldus enigermate op een popje gelijkend. De stropoppen werden vroeger bij het dakdekken onder de elkaar overlappende zijkanten van de handpannen gestoken om een goed gesloten dak te verkrijgen ('Tegels Dialek', pag. 121). In L 210 werden de poppen iets breder dan de pan uitgespreid. Aan de onderkant stak ongeveer 1,5 cm van het stro onder de pan uit. [N 32, 44d; N F, 5; JG 2c; JG 2d; monogr.]
II-9
|
19394 |
strozak |
kafzak:
kaafzák (L212a Smakt)
|
\"matras\", gevuld met kort stro
III-2-1
|