20427 |
tweeling |
tweeling:
twelling (L212a Smakt)
|
tweeling
III-2-2
|
24495 |
twijg, jonge tak |
teen:
tieën (L212a Smakt)
|
twijg
III-4-3
|
33597 |
ui, ajuin |
look:
loeëk (L212a Smakt)
|
ui
I-7
|
20758 |
uienpannenkoek |
lokekoek:
loeëkekoēk (L212a Smakt, ...
L212a Smakt)
|
uienpannekoek || uienpannenkoek
III-2-3
|
20908 |
uiensoep |
lokensoep:
loeëkesoep (L212a Smakt)
|
uiensoep
III-2-3
|
33788 |
uier |
koesuier:
kuwsiǝr (L212a Smakt)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11
|
24260 |
uil |
peeluil:
kwam vroeger veel in de Peel voor
pieëluul (L212a Smakt),
uil:
uul (L212a Smakt)
|
uil || velduil
III-4-1
|
24741 |
uitvallen van dennennaalden |
geruizel:
ve den
gerūzel (L212a Smakt)
|
uitvallen v naalden
III-4-3
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flater:
flātǝr (L212a Smakt)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
34061 |
vaars |
vaars:
vērs (L212a Smakt)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|