32560 |
aardappelmand |
aardappelmandje:
ē̜rpǝlǝmɛntjǝ (L212a Smakt)
|
Uit grauwe wissen vervaardigde mand met twee oren, waarin aardappels bewaard of vervoerd worden. Zie ook het lemma ɛaardappelmandɛ in wld I.5, pag. 41. Het materiaal dat in dit lemma is opgenomen, vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 38; N 40, 94; N 40, 95; N 40, 96; N 40, 97; N 40, 110; N 40, 111; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
20779 |
aardappelpannenkoek |
rijfkoek:
riēfkoēk (L212a Smakt)
|
aardappelkoek
III-2-3
|
20899 |
aardappels schillen |
schillen:
aerpel schelle (L212a Smakt)
|
het schillen van aardappelen
III-2-3
|
20795 |
aardappelsalade |
aardappelsalade:
koude gekookte aardappelen, gesneden in schijfjes of blokjes, waarna deze vermengd worden met azijn, olie, peper en zout
aerpelslaaj (L212a Smakt),
koude schotel:
kâldeschòttel (L212a Smakt)
|
aardappelsalade || huzarensalade
III-2-3
|
33482 |
aardbei |
aardsbes:
erdsbees (L212a Smakt)
|
aardbei
I-7
|
18905 |
aarden |
zijn eigen begeven:
zien aege begaeve (L212a Smakt)
|
wennen
III-1-4
|
19509 |
aardewerk |
aardewerk:
aerdewaerk (L212a Smakt)
|
aardewerk
III-2-1
|
19283 |
aarzelen |
rikraaien:
rikraoje (L212a Smakt)
|
twijfelen, aarzelen, dubben etc.
III-1-4
|
19678 |
achterdeur |
achteruitgang:
aachteruutgáng (L212a Smakt)
|
achterdeur
III-2-1
|
19445 |
achteruit |
plaats:
pláts (L212a Smakt)
|
erf achter het huis
III-2-1
|