20742 |
gebakje |
taartje:
taartje (L212a Smakt)
|
gebakje
III-2-3
|
20683 |
gebakken aardappelen |
panaardappelen:
panaerpel (L212a Smakt)
|
aardappelen in de pan gebakken
III-2-3
|
20907 |
gebakken appelschijven |
koekappel:
koēkáppel (L212a Smakt)
|
grote appel, die in schijven gesneden, in een pannekoek gebakken wordt
III-2-3
|
30037 |
gebluste kalk |
leskalk:
lø̜skalǝk (L212a Smakt)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
19725 |
gebouw |
bouw:
bou̯ (L212a Smakt),
gebouw:
gebow (L212a Smakt),
tempel:
tempel (L212a Smakt, ...
L212a Smakt),
De direkteur wónt ien ennen tempel
tempel (L212a Smakt)
|
gebouw || groot gebouw || grote ruimte || grote woning
III-2-1
|
20161 |
gebroeders; niet gebruiken |
gebroers:
ge = betekenis van samen
gebruurs (L212a Smakt)
|
gezamenlijke broers
III-2-2
|
24150 |
geelgors |
gele schrijver:
emberiza citrinella
gaele schriēver (L212a Smakt)
|
geelgors
III-4-1
|
20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
giəhoŋər (L212a Smakt)
|
geeuwhonger
III-2-3
|
20692 |
gehakt |
met:
met (L212a Smakt)
|
gehakt varkensvlees
III-2-3
|
27539 |
geit |
geit:
gē̜t (L212a Smakt)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|