e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smakt

Overzicht

Gevonden: 1514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heggenschaar heggenschaar: heggeschieër (Smakt) hegschaar III-2-1
heibezem heibezem: haejbessem (Smakt) straatbezem gemaakt van de takken van de heidestruik III-2-1
helemaal, geheel en al aalling: álleng (Smakt), gaar: Opm. alleen in verbinding met: nie/niks. Vb. ik doej t gaar nie gaer, went t is gaar niks werd.  gaar (Smakt), gaaruit: gaaruut (Smakt), gans: gâns (Smakt), gelijk: Vb. de körf zit geliek vol en ge mugt m geliek mitneme!  geliek (Smakt), helegans: Opm. dit is oud Venrays!  hieëlegâns (Smakt), heleganselijk: hieëlegânselek (Smakt), helemaal: hieëlemól (Smakt), knats: (dit is een synoniem voor gâns).  knats (Smakt), ram: (dit is een synoniem voor gâns).  rám (Smakt), rats: (dit is een synoniem voor gâns).  rats (Smakt), stik: (trappen van vergelijking: stikker-stikst).  stik (Smakt), volledig: Vb. dat is völleg waor!  völleg (Smakt) helemaal, geheel en al III-4-4
herderin herderin: hęrdǝren (Smakt) Bij de opgaven scheper en van herd wordt opgemerkt dat beide geslachten door deze termen worden aangeduid. [Wi 18; monogr.] I-6
herdershond schaapshond: sxǫpshōnt (Smakt), schepershond: sxiǝpǝrshōnt (Smakt) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herdersschopje schepersschupje: sxiǝpǝrssxø̜pkǝ (Smakt) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herfst, najaar herfst: herfs (Smakt) herfst, najaar III-4-4
herik mosterdzaad: maosterdzaod (Smakt) mosterdzaad III-4-3
hermelijn eierwezel: ejjerwezel (Smakt) hermelijn III-4-2
hert, ree ree: rieëj (Smakt) ree III-4-2