19295 |
iemand luidruchtig berispen |
kijven:
kiēve (L212a Smakt)
|
kijven, met hoge stem verwijten maken
III-1-4
|
31623 |
ijsnagels |
ijsnagelen:
īsnē̜gǝl (L212a Smakt
[(enk -nāgǝl)]
)
|
Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.]
II-11
|
25154 |
ijspegel |
ijspeem:
(verkleinwoord: iespeemke; meervoud: iespeme).
iespeem (L212a Smakt),
ijspin:
(verkleinwoord: iespinneke; meervoud: iespinne). (dit is een variant van iespeem).
iespin (L212a Smakt)
|
ijskegel, ijspegel
III-4-4
|
24174 |
ijsvogel |
ijsvogeltje:
iesvuggelke (L212a Smakt),
koningsvissertje:
kunningsvisserke (L212a Smakt)
|
ijsvogel || ijsvogeltje
III-4-1
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijsregen:
Note: begrip ijsregen: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").
iesraegen (L212a Smakt),
ijzel:
Note: begrip: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").
iēzel (L212a Smakt)
|
ijsregen || ijzel
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iēzele (L212a Smakt)
|
ijzelen, bevriezen van neerslag
III-4-4
|
25158 |
ijzig |
ijzig:
iēzeg (L212a Smakt)
|
ijzig
III-4-4
|
32339 |
in duigen vallen |
rateren:
rājǝrǝ (L212a Smakt),
verrateren:
vǝrrājǝrǝ (L212a Smakt)
|
Gezegd van een vat dat in stukken uiteenvalt als gevolg van het losraken van duigen en banden. [monogr.]
II-12
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
aantekenen:
ántaekene (L212a Smakt)
|
in ondertrouw gaan
III-2-2
|
20252 |
in verwachting zijn |
aangebrand:
ongewild zwanger
ángebrând (L212a Smakt),
aangeteld:
ángeteeld (L212a Smakt),
besteld:
is er al wat besteld bij je vrouw? = is ze al zwanger?
besteld (L212a Smakt),
groot gaan:
groeët gaon (L212a Smakt),
in positie:
ien peziesie (L212a Smakt),
onderweg zijn:
al een half jaar onderweges zien = reeds een half jaar zwanger zijn
ònderweges zien (L212a Smakt),
overtijd zijn:
ovvertied zien (L212a Smakt),
wat onder de scholk hebben:
schort, voorschoot
wat ònder de scholk hebbe (L212a Smakt)
|
(in) (blijde) verwachting || in verwachting zijn || in verwachting zijnde || wanneer een meis (ongehuwd) in verwachting was/is || zwanger zijn || zwanger zijnde
III-2-2
|