e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smakt

Overzicht

Gevonden: 1514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kozijn deurgebont: dø̄rgǝbōnt (Smakt) Houten of metalen raamwerk, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin een deur of raam wordt aangebracht. In Q 113 zijn kozijnen pas kort in gebruik. Voorheen paste men een constructie toe die 'blindraam' of 'rabat' werd genoemd. Daarbij werd in de massief gemetselde muur een opening gelaten waarin later het deur- of raamkozijn werd geplaatst. Het houtwerk van zo'n blindraam werd door middel van de pleisterlaag vastgezet. De kozijnen die tegenwoordig worden gebruikt, zijn dikker dan het kozijn dat bij de blindramen gebruikelijk was. Zij steken aan de binnen- en aan de buitenkant verder naar voren en worden vastgezet met behulp van kozijnankers, die tussen de voegen van de beide spouwmuren worden gemetseld. In verband met deze verankering in het metselwerk wordt het kozijn van tevoren geplaatst (Lochtman, pag. 42). Zie ook het lemma 'Muurraam'. [N 32, 10a-c; N 55, 6a-c; monogr.; div.] II-9
kraaien, gezegd van de haan kraaien: krē̜i̯ǝ (Smakt) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraambed kinderbed: kienderbed (Smakt), O(ud) V(enraays)  kienderbed (Smakt), kraambed: kraombed (Smakt), J(onger) V(enraays)  kraombed (Smakt) kraambed III-2-2
kraanvogel kroenekraan: kroeënekraan (Smakt) kraanvogel III-4-1
kram sloop: sluǝp (Smakt) U-vormig gebogen ijzerdraad die aan beide einden van een punt is voorzien. [N 54, 18; monogr.] II-12
krent krent: Vitis vinifera apyrena corinthiaca  krint (Smakt) krent,gedroogde druif zonder pit III-2-3
krielkip kriel: kril (Smakt) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
kroonkandelaar, luster kaarsenkroonluchter: kersekroeënluchter (Smakt), kroonluchter: kroeënluchter (Smakt) aan het gewelf hangende lichtkroon || kaarsenlichtkroon III-2-1
kroonlijst muizetand: mūzǝntānt (Smakt) Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9
kruidenjenever bittere: bittere (Smakt), boerenjongens: boērejònges (Smakt), boxmeerse: bestaande uit anisette en brandewijn of jenever en enkele druppels bruine pommeransbitter  bòksmérse (Smakt), elsje: elske (Smakt), Els: in een jonge klare werd bitterke genoemd  elske (Smakt), wacholderwater: wáchelewater (Smakt) borrel oude jenever met een paar druppels pommeransbitter || borreltje || jenever, getrokken van de jeneverbes || likeur || rozijnen op brandewijn III-2-3