34450 |
vrouwelijk jong van de geit |
germ:
gęrm (Q096d Smeermaas)
|
[N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34062 |
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
rind:
rɛ̄nt (Q096d Smeermaas)
|
Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22]
I-11
|
34477 |
vrouwelijk kuiken |
pul:
pøl (Q096d Smeermaas)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (Q096d Smeermaas)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
17658 |
vuist |
vuist:
vūs (Q096d Smeermaas)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
weien
wɛijə (Q096d Smeermaas)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17952 |
waden |
baden:
bōͅjə (Q096d Smeermaas, ...
Q096d Smeermaas)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
wafəl (Q096d Smeermaas)
|
Wafel [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17943 |
waggelen |
dazelen:
doͅzələ (Q096d Smeermaas),
kwakkelen:
kwekələ (Q096d Smeermaas)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25525 |
wan |
wan:
wā.n (Q096d Smeermaas)
|
De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37]
I-4
|