20716 |
boterham met kaas |
boterham met kaas:
bōtərham meͅt kis (Q096d Smeermaas)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
boterham met vet:
bōtərham meͅt veͅt (Q096d Smeermaas)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
half en half:
hāvənāf (Q096d Smeermaas)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19517 |
botervlootje |
boterpotje:
bōtərpøtšə (Q096d Smeermaas)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32948 |
botteriken |
haletten:
ha`lętǝ(n) (Q096d Smeermaas)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
33798 |
bovenbeen |
bovenbeen:
bōvǝbęi̯n (Q096d Smeermaas)
|
Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3]
I-9
|
17639 |
bovendeel van de rug |
pokkel:
pokəl (Q096d Smeermaas)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17618 |
bovenlip |
bovenste lip:
bōvəstə ləp (Q096d Smeermaas)
|
bovenlip [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33942 |
bovenstangen |
stangen:
staŋǝ (Q096d Smeermaas)
|
De beide naar boven stekende ijzeren delen van het onder lemma Onderstangen genoemde bit. [N 13, 49]
I-10
|
31711 |
bovenste handvat |
(bovenste, rechtse) handvat:
hānt˲vat (Q096d Smeermaas)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|