e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smeermaas

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbel gezwad dobbel gezwad: dǫbǝl gǝzwǭt (Smeermaas) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele lijn dubbele bekriem: dø̜bǝlǝ bɛkrēm (Smeermaas) Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34] I-10
dubbeltje dubbeltje: ps. omgespeld volgens Frings.  dəbəltšə (Smeermaas) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duim duim: doͅum (Smeermaas) duim [N 10 (1961)] III-1-1
dun sneetje brood dun sneetje: døn sneͅi̯jkə (Smeermaas) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
dunne melk dunne melk: døn męlǝk (Smeermaas) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
duwer van de aanaardhandploeg boompje: bø̄i̯mkǝ (Smeermaas) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwarsbalk van de hooihark raam: rǭm (Smeermaas) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien dwarsbalken: dwãrs˱ba.lǝkǝ (Smeermaas), dwē̜.rs˱ba.lǝkǝ (Smeermaas) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
een ei afpellen schellen: šęlǝ (Smeermaas) Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b] I-12