33804 |
hoef |
hoef:
hōf (Q096d Smeermaas),
hoorn:
hōrǝ (Q096d Smeermaas)
|
Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14]
I-9
|
34099 |
hoef van de koe |
hoorn:
hōrǝ (Q096d Smeermaas)
|
De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b]
I-11
|
31598 |
hoefijzer |
hoefijzer:
hōf˱īzǝr (Q096d Smeermaas)
|
IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.]
II-11
|
34619 |
hoepels van de huifkar |
beugels:
bȳgǝls (Q096d Smeermaas)
|
Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99]
I-13
|
33034 |
hoeveelheid halmen voor een halve schoof |
opper:
ø̜pǝr (Q096d Smeermaas)
|
In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.]
I-4
|
32937 |
hoeveelheid hooi die men opsteekt |
flok:
flǫk (Q096d Smeermaas)
|
De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a]
I-3
|
21622 |
honderd frank |
honderd:
ps. omgespeld volgens Frings.
nənondərt (Q096d Smeermaas)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20614 |
honger hebben |
ze zien vliegen van de honger:
hər zy(3)̄t sə vlēgə van dən oŋər (Q096d Smeermaas)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
hongerig:
hoŋərəx (Q096d Smeermaas)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
17570 |
hoofd |
kop:
koͅp (Q096d Smeermaas)
|
hoofd [N 10b (1961)]
III-1-1
|