34124 |
koe met hellend kruis |
schrank:
šrāŋk (Q096d Smeermaas)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34121 |
koe met lange poten |
hoogbeender:
huu̯bɛndǝr (Q096d Smeermaas)
|
[N 3A, 142a]
I-11
|
34044 |
koe met witte vlek of streep op het voorhoofd |
bles:
blęs (Q096d Smeermaas)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 135a; N 3A, 136a]
I-11
|
34213 |
koeherder |
koejongen:
kōjǫŋ (Q096d Smeermaas)
|
Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34102 |
koeienmaag |
maag:
mǭx (Q096d Smeermaas)
|
Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11]
I-11
|
19407 |
koekenpan |
pan:
pan (Q096d Smeermaas)
|
pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20750 |
koekje |
koekje:
kø̄kskəs (Q096d Smeermaas)
|
Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33880 |
koekje dat de veulens bij de geboorte in de mond hebben |
milt:
mēlt (Q096d Smeermaas)
|
Klein, gelig en sponzig klontje, dat met de ademhaling verband houdt. Het ligt op de tong van de pas geboren veulentjes. Meestal valt het bij de geboorte op de grond tussen het stro, droogt onmiddellijk op en is dan vrijwel onvindbaar. [N 8, 55 en 56]
I-9
|
19515 |
koffiepot |
koffiepot:
koͅfipoͅt (Q096d Smeermaas)
|
pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19592 |
koffiezeef, koffiefilter |
koffiezeefje:
kofizɛ̄fkə (Q096d Smeermaas)
|
zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|