e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smeermaas

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kotelet, ribstuk karbonade: karbənādə (Smeermaas) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
koud, mistig en somber weer mistig (weer): de loch is mistig  dəloͅgəs mestəx (Smeermaas), mistig  mestəx (Smeermaas) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] III-4-4
koude mist geen hand voor de ogen zien: gein haand veur douge zien  geͅin hānt før doͅugəzīn (Smeermaas) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs bijs: beis  beͅis (Smeermaas) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kouter kouter: kǫu̯.tǝr (Smeermaas) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraaien, gezegd van de haan kraaien: krɛi̯ǝ (Smeermaas) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
krabben kretsen: kreͅtsə (Smeermaas, ... ) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] III-1-2
kram bascule: bǝskyl (Smeermaas) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
krampig (het heeft de) kramp: krāmp (Smeermaas) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
krentenbol krentenbroodje: krɛntəbrytšə (Smeermaas) Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)] III-2-3