34067 |
lege eerste koe |
eerste vaars:
īrstǝ vɛ̄rs (Q096d Smeermaas)
|
Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.]
I-11
|
33409 |
legnest |
hennennest:
henǝnęs (Q096d Smeermaas)
|
Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25]
I-6
|
34147 |
leiden |
laten dekken:
lǭtǝ dɛkǝ (Q096d Smeermaas)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
19535 |
lemmer |
het scherp:
tšerəp (Q096d Smeermaas)
|
snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17558 |
lenig |
rap:
rap (Q096d Smeermaas)
|
lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19553 |
lepel |
lepel:
lēpəl (Q096d Smeermaas)
|
lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19556 |
lepelrek |
rek:
reͅk (Q096d Smeermaas)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
leurder:
ps. omgespeld volgens Frings.
l"rdər (Q096d Smeermaas)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
reizen:
ps. omgespeld volgens Frings.
reͅi̯zə (Q096d Smeermaas)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
lēͅvə (Q096d Smeermaas)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|