21643 |
nikkelgeld |
nikkelgeld:
ps. omgespeld, deels volgens Frings en deels volgens IPA.
nekəlgɛlt (Q096d Smeermaas)
|
nikkelen of witmetalen geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20752 |
niknak |
niknakje:
neknakskəs (Q096d Smeermaas)
|
Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17636 |
oksel |
oksel:
oͅksəl (Q096d Smeermaas)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20701 |
oliebol |
oliebol:
ōliboͅl (Q096d Smeermaas)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33745 |
omheinen |
afpalen:
ǭfpǭlǝ (Q096d Smeermaas)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
poffer:
ps. omgespeld volgens Frings.
pofər (Q096d Smeermaas)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32731 |
ondergronden, woelen |
ondergronds ploegen:
ondǝrgrōnts [ploegen] (Q096d Smeermaas)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ondǝrhǭm (Q096d Smeermaas)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
in besprek zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
enbəsprēͅksīn (Q096d Smeermaas)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17619 |
onderlip |
onderste lip:
oͅndərstə ləp (Q096d Smeermaas)
|
onderlip [N 10b (1961)]
III-1-1
|