e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smeermaas

Overzicht

Gevonden: 1290

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bellen aan het haam bellen: bɛlǝ (Smeermaas) Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.] I-10
bellen aan het hoofdstel bellen: bęlǝ (Smeermaas) Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39] I-10
bemesten bemesten: bǝmęstǝ (Smeermaas) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
benamingen van de eg naar de trekkracht eenspannige [eg]: ęi̯nspanǝgǝ [eg] (Smeermaas), tweespannige [eg]: twispanǝgǝ [eg] (Smeermaas) Voor het tweede deel van de onderstaande termen zie men het lemma ''eg''. [div.; monogr.] I-2
benamingen van het paard naar de leeftijd driejarig: dręi̯jø̜̄rǝx (Smeermaas), drieling: dręi̯leŋ (Smeermaas  [(paard van drie jaar)]  ), jarig: jø̜rǝx (Smeermaas), tweejarig: twijø̜rǝx (Smeermaas) Namen voor het onderscheid naar de leeftijd zijn talrijk. Specifieke namen treffen wij vooral aan tijdens de ontwikkeling van jong veulen tot paard. Na één jaar is het een jaarling. Wordt het op anderhalve à tweejarige leeftijd voor het eerst met een merrie voor een voertuig gespannen, dan heet het aanspanner of achttienmaander. Zijn de veulens na circa twee jaar volwassen geworden, dan zijn het tweejarigen of twenters. Nadien worden nog weinig specifieke namen volgens de leeftijd gegeven, behalve als de paarden (te) oud geworden zijn: ouder paard (zes tot twaalf jaar), oud paard (dertien jaar en meer). De leeftijd van een paard kan worden vastgesteld aan de hand van het gebit. Als alle vaste snijtanden volledig doorgekomen zijn, heeft het een "volwassen gebit". Vanaf nu wordt de leeftijd bepaald op grond van de veranderingen die zich op het kauwvlak van de ondertanden voltrekken en van de hoek die de ondertanden met deze uit de bovenkaak vormen. Tot achtjarige leeftijd is de ouderdom nauwkeurig vast te stellen; daarna wordt het wat moeilijker en noemt men een paard aftands. [A 32, 11a, 11b, 11c, 11d, 11e en 11f; A 45, 28a; N 8, 5, 15, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
benauwd en vochtig weer benauwd (weer): benait weer  bənait wēͅr (Smeermaas), zoel (weer): zoel  zul (Smeermaas) lucht bij vochtig en warm zomerweer [graslucht] [N 22 (1963)] || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] III-4-4
benen (spotnamen) huzarenbenen: Huzarenbenen.  hyzārəbein (Smeermaas), met het paard gereden hebben: dēͅ hēͅt met ə pēͅrt xərējə (Smeermaas), stelten: staeltə (Smeermaas) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] || benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)] III-1-1
berrie ber(ri)g: børǝx (Smeermaas) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
beschuit met muisjes beschuiten met muizenkeuteltjes: bəšy(3)̄tə meͅt moͅu̯zəkø̄təlkəs (Smeermaas, ... ) Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)] III-2-2, III-2-3
beschuitpap beschuitenpap: bəšy(3)̄təpap (Smeermaas) Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3