24266 |
vlaamse gaai |
meerkol:
meerkol (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|
21394 |
vlag |
drapeau (fr.):
drapeu (P054p Spalbeek)
|
vlag [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
33283 |
vlas hagen |
inrijen:
ęi̯nręi̯ǝn (P054p Spalbeek)
|
Het op rijen zetten van vlas. In de twee Leuvense vragenlijsten is gevraagd naar het "hagen" van vlas of stenen (voor dit laatste zie aflevering II.8, lemma Hagen); wanneer is aangegeven dat de opgave op stenen betrekking heeft, is deze hier weggelaten. [L 1, a-m; L 26, 10]
I-5
|
34130 |
vleeskoe |
vetbeest:
vɛtbist (P054p Spalbeek)
|
Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149]
I-11
|
24348 |
vleesmade, larve van de bromvlieg |
vleesworm:
vliswɛrəm (P054p Spalbeek)
|
made, vleeswormpje [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21442 |
vleien |
mouwvegen:
hee kan mauwvége (P054p Spalbeek),
Heje kan mouwvege(n) (P054p Spalbeek)
|
Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
19127 |
vleier |
kruiper:
kreiper (P054p Spalbeek),
mouwveger:
mouwveger (P054p Spalbeek)
|
een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
34380 |
vleiwoord tot de zogende zeug |
kroch, kroch:
krox, krox (P054p Spalbeek)
|
Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c]
I-12
|
34348 |
vlekziekte |
brand:
brant (P054p Spalbeek)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
33986 |
vliegennet |
vliegennet:
vliegennet (P054p Spalbeek)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|