24392 |
vlinder |
pepel:
piepel (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vlōͅj (P054p Spalbeek)
|
vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vlooi:
vlōͅj (P054p Spalbeek)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19702 |
vloertegel |
plavei:
pləvei̯ (P054p Spalbeek)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
33229 |
voederbieten |
bieten:
bitǝ (P054p Spalbeek)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
20483 |
voedsel |
eten:
ete (P054p Spalbeek)
|
dat is krachtig voedsel [ZND 28 (1938)]
III-2-3
|
33354 |
voergang in een dubbele stal |
voedergang:
[voedergang] (P054p Spalbeek)
|
In een dubbele stal, waar de koeien met de koppen naar elkaar toe staan, dient de middengang als voedergang en als hij breed genoeg is tevens als opslagplaats voor (groen)voeder. Het lemma omvat benamingen zowel voor de middengang in het algemeen als voor de middengang als voedergang. Zie voor de fonetische documentatie van (voedergang), (voergang) en (voerij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). Zie afbeelding 9. [N 5A, 57a; add. uit N 5A, 48b]
I-6
|
33054 |
voerman op de maaimachine |
geleggenmaker:
geleggenmaker (P054p Spalbeek),
schovenlegger:
sxyvǝslēǝgǝr (P054p Spalbeek),
schovenmaker:
schovenmaker (P054p Spalbeek)
|
De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.]
I-4
|
34288 |
voerschep |
scheppan:
sxęppan (P054p Spalbeek)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
21134 |
voertuig |
licht gevaar:
lext ˲gǝvǭǝr (P054p Spalbeek)
|
Algemene benaming voor de vracht- en personenvoertuigen. [N 17, 15; N 17, 99; N G, 59; L 28, 24; monogr.]
I-13
|