18055 |
zwellen |
zwellen:
zwellen (P054p Spalbeek)
|
zwellen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
29638 |
zwenghout |
koppel:
kǫpǝl (P054p Spalbeek)
|
Dwarshout dat aan de voorkant van kar- of wagenbodem (bij de wagen eventueel ook aan de dissel) is bevestigd en waaraan de hachten of trekkettingen van het paard vastgemaakt worden. Volgens een informant wordt het trekhout "alleen dan bij de kar gebruikt als het paard de haam tijdelijk niet kan dragen, en het borsttuig moet gebruiken, waarbij trekhout niet gemist kan worden". Informanten uit K 314, L 294 en Q 176a melden ook dat het trekhout zelden of nooit bij de kar gebruikt wordt - bij een kar met berries gaat het ook niet -, maar wel bij de wagen. Ook aan de ploeg en de eg kan een dergelijk dwarshout gehangen worden. De benamingen hiervoor stemmen overeen met die voor het zwenghout voor de wagen. De hier opgenomen kaart is gebaseerd op het materiaal van dit lemma en van het lemma zwenghout en spoorstok in wld I.2. [N 17, 69a; N G, 65a; monogr]
I-13
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
koppel:
kǫpǝl (P054p Spalbeek)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
21511 |
zweren |
zijn eed doen op:
ich wil ter mennen ied op doen (P054p Spalbeek),
ik wil ter mijnen iet op doen (P054p Spalbeek)
|
Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18045 |
zweren, etteren |
zweren:
dij won zal zweren (P054p Spalbeek)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
21456 |
één frank |
frank:
de entrée es ne frang (P054p Spalbeek),
de ingang es ne frang (P054p Spalbeek),
ps. omgespeld volgens Frings.
nə fraŋ (P054p Spalbeek)
|
1 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] || De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|