34160 |
drachtig |
vol:
vǫl (P054p Spalbeek)
|
[N 3A, 33]
I-11
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
dragen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
21153 |
dreef |
dreef:
dreef (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
een lange dreef [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
34094 |
driespeen |
driedemer:
dręi̯dɛmǝr (P054p Spalbeek)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66]
I-11
|
18650 |
driesteek |
driesteek:
dreͅistek (P054p Spalbeek)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18866 |
driftig |
dik:
dik (P054p Spalbeek),
kwaad:
koët (P054p Spalbeek)
|
driftig [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19575 |
drinkbeker |
bommel:
bu̞məl (P054p Spalbeek)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glaws (P054p Spalbeek),
glou̯əs (P054p Spalbeek)
|
drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
kapper:
kapər (P054p Spalbeek)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34236 |
droge koe |
muntige:
mēntǝgǝ (P054p Spalbeek)
|
Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73]
I-11
|