20838 |
flauw |
flauw:
eu is kort
fleuw (P054p Spalbeek)
|
meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
van zijn klot af vallen:
vilt va zynne klot af (P054p Spalbeek),
van zijn sus vallen:
van zenne sus valle (P054p Spalbeek)
|
een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
mauwvège (P054p Spalbeek),
mouwvege (P054p Spalbeek),
mouwvegen (P054p Spalbeek)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fly(3)̄m (P054p Spalbeek),
flym (P054p Spalbeek),
rochel:
Wanneer men op het onaangename wil zinspelen.
rochel (P054p Spalbeek)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.
fiezele (P054p Spalbeek),
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fiezelen (P054p Spalbeek)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (P054p Spalbeek)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
ien floerebrok (P054p Spalbeek),
ien floeren brok (P054p Spalbeek)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drijnkgeld (P054p Spalbeek)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
34119 |
forsgebouwde koe |
zware koe:
zwur kø̜̄u̯w (P054p Spalbeek)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
Heje zal fortun brenge (P054p Spalbeek)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|