e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kern kern: ki̯ān (Spalbeek) Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15] I-11
kerstmis kerstmis: kousmis (Spalbeek) Hoe vertaalt men in uw dialect: Kerstmis? [ZND 20 (1936)] III-3-3
keukenrek bredje: brētjə (Spalbeek) de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] III-2-1
kiel kiel: kiel (Spalbeek) kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)] III-1-3
kies buiktand: [ui]  buiktaand (Spalbeek), buiktant (Spalbeek, ... ) een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)] III-1-1
kieskauwerig keverig: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  kieverig (Spalbeek) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kieuwen kieuwen: ook in ZND 27, 084  kieuwe (Spalbeek) kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)] III-4-2
kikkervisje dikkop: dikkop (Spalbeek) kikkervisje [ZND 34 (1940)] III-4-2
kind (algemene benaming) kind: keind (Spalbeek), kènt (Spalbeek) kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] III-2-2
kippen hennen: henǝ (Spalbeek) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12