e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraanvogel krienekraan: krienekraoën (Spalbeek) kraanvogel [ZND 01 (1922)] III-4-1
kram kram: (mv)  kramǝ (Spalbeek) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
krant gazet (<fr.): gezèt (Spalbeek) krant [ZND 17 (1935)] III-3-1
kreeft kreeft: ook in ZND 28, 048  kreef (Spalbeek), kreeft (Spalbeek) kreeft [ZND 01 (1922)] III-2-3
krentenbrood krentenmik: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krijntemik (Spalbeek) krentenbrood [ZND 28 (1938)] III-2-3
kreunen van de pijn kermen: kermt (Spalbeek, ... ) hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] III-1-2
krielkip kooshennetje: kǭshenǝkǝ (Spalbeek) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgertje spelen tuis spelen: ties spelen (Spalbeek) Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
kruien vervaren: vǝrvǭrǝn (Spalbeek) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: kruik (Spalbeek) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1