24196 |
kraanvogel |
krienekraan:
krienekraoën (P054p Spalbeek)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
32072 |
kram |
kram:
(mv)
kramǝ (P054p Spalbeek)
|
Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g]
I-13
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezèt (P054p Spalbeek)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
ook in ZND 28, 048
kreef (P054p Spalbeek),
kreeft (P054p Spalbeek)
|
kreeft [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
krijntemik (P054p Spalbeek)
|
krentenbrood [ZND 28 (1938)]
III-2-3
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kermt (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
34465 |
krielkip |
kooshennetje:
kǭshenǝkǝ (P054p Spalbeek)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
22351 |
krijgertje spelen |
tuis spelen:
ties spelen (P054p Spalbeek)
|
Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
26082 |
kruien |
vervaren:
vǝrvǭrǝn (P054p Spalbeek)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
kruik:
kruik (P054p Spalbeek)
|
kruik [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|