20198 |
leven |
leven:
znd 34, 82a;
leve (P054p Spalbeek)
|
leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
20188 |
leven (zn) |
leven:
leve (P054p Spalbeek),
leven (P054p Spalbeek)
|
leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34]
III-2-2
|
24342 |
libel en waterjuffer |
kleermaker:
kliermaker (P054p Spalbeek)
|
waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
lichaam (P054p Spalbeek),
lijf:
lijf (P054p Spalbeek)
|
het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
rap kwaad:
ook materiaal znd 28, 49
rap koowet (P054p Spalbeek),
rap koët (P054p Spalbeek)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
lietje (P054p Spalbeek)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)]
III-3-2
|
19085 |
liegen |
liegen:
liege (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34185 |
lijfbieden, prolapsus vaginae |
(de) koning stoten:
dǝ kēʔǝniŋ stytǝ (P054p Spalbeek)
|
Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a]
I-11
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
znd 1 a-m; znd 30, 25;
lejkbidər (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|