e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maria-hemelvaart onze-lieve-vrouw-halfoogst: ozze lieve vreuw half oest (Spalbeek) Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-3
markt markt: te griest ever de merk (Spalbeek), terwjas evere merk (Spalbeek) Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] III-3-1
masker mombakkes: mombakkes (Spalbeek) Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] III-3-2
mathaak zichthaak: [zicht]hōk (Spalbeek) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matrozenpakje marinepakje: marenəpɛkskə (Spalbeek), matrozenpakje: matryzəpɛkskə (Spalbeek) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3
mazelen mazeren: moazere (Spalbeek) de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)] III-1-2
meelschepje meelschupper: mēǝlsxępǝr (Spalbeek) Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b] I-4
meelworm, larve van de meeltor meelworm: mejəlwɛrəm (Spalbeek) meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] III-4-2
meer melk gaan geven aannemen: (de koe) nemt ǫwǝn (Spalbeek) [N 3A, 68] I-11
meerderjarig meerderjarig: znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;  mierderjorig (Spalbeek, ... ) meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)] III-2-2