e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middelste kegel midden, de ~: de midde (Spalbeek) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
mier miermet: mirmət (Spalbeek), mierzeiker: mirzekər (Spalbeek) mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenei miermettenei: mirmətənej (Spalbeek) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop miermettenhoop: mirmətənhup (Spalbeek) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
miltkuilen miltkuilen: meltkø̜̄lǝ (Spalbeek) Holten in het lijf van een niet fraai gebouwde koe. [N 3A, 146; monogr.] I-11
miltvuur vier: viǝr (Spalbeek) Miltvuur is een bodemziekte. De smetstof blijft in de vorm van sporen jarenlang buiten het lichaam in de grond levensvatbaar. Door graven, door verschil in waterstand, misschien ook door mollen en regenwormen komen de sporen naar boven. Als het vee ze opneemt met het voedsel of binnenkrijgt door wonden, groeien ze in het lichaam uit en verspreiden zich met het bloed naar alle organen. Deze dodelijke ziekte heeft een snel verloop. Soms sterven de dieren zonder dat er voorafgaande verschijnselen konden worden opgemerkt ineens onder krampachtige stuipen. Meestal worden ze vrij plotseling hevig ziek met hoge koorts en verschijnselen van pijn en zijn ze binnen 24 uur dood. Bloedige uitvloeiingen uit neus, mond, aars en kling komen veel voor, vooral na de dood. De slijmvliezen zijn hoog roodblauw gekleurd (Berns 1983, blz. 141). Zie ook het lemma ''miltvuur'' in wbd I.3, blz. 475-476. [N 3A, 87; A 48A, 22; monogr.] I-11
minderen afnemen: steek afnemen (Spalbeek), verminderen: steek verminneren (Spalbeek) Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? [ZND 31 (1939)] III-1-3
minderjarig minderjarig: znd 31, 23a  mennerjorig (Spalbeek) minderjarig [ZND 31 (1939)] III-2-2
misdienaar misdienaar: de misdiener (Spalbeek) Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)] III-3-3
mismaakt mismaakt: mismakt (Spalbeek) het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)] III-1-2