e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spaubeek

Overzicht

Gevonden: 423
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molshoop in het grasland moutheuvel: mǫu̯t(h)ø̄vǝl (Spaubeek  [(betekent ook 'mol')]  ) Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.] I-3
mot mot: mot (Spaubeek) mot [DC 24 (1953)] III-4-2
motregen, fijne regen zever: zeiver (Spaubeek), zouwel: záwel (Spaubeek) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen zemelen: zeemelen (Spaubeek), zeveren: zeiveren (Spaubeek), zouwelen: záwelen (Spaubeek) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] III-4-4
mug mug: mük (Spaubeek) steekmug [DC 18 (1950)] III-4-2
muiltje slob: sjloebbe (Spaubeek) Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] III-1-3
muurbloem muurbloem: -  moerbloom (Spaubeek) muurbloem [DC 17 (1949)] III-4-3
notenboom notenboom: -  noottebaom (Spaubeek) okkernoot [DC 17 (1949)] I-7
okkernoot noot: -  noot (Spaubeek) okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
omheining van ijzeren spijlen stanketsel: štakɛtsǝl (Spaubeek) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8