23947 |
paaslammetje |
paaslammetje:
pǭšlɛmkǝ (Q031p Spaubeek)
|
Een lam dat met Pasen, als het ongeveer 9 weken oud is, geslacht wordt. [N 70, 5]
I-12
|
24362 |
pad |
pad:
pad (Q031p Spaubeek)
|
pad [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoeffele (Q031p Spaubeek)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20685 |
patates frites |
frites:
frites (Q031p Spaubeek)
|
de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)]
III-2-3
|
21417 |
persoon die altijd op de hort is |
jatsprij:
zij is een jatsjpriej (Q031p Spaubeek)
|
Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
18281 |
pet: algemeen |
pats:
patsj (Q031p Spaubeek)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
33033 |
pikkeling, zwad met een slag afgepikt |
slag:
šlāx (Q031p Spaubeek)
|
Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c]
I-4
|
24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
pęŋstǝrblōm (Q031p Spaubeek),
-
penksterbloom (Q031p Spaubeek)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
20060 |
pioen |
stokroos:
-
sjtokroos (Q031p Spaubeek),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
sjtokroos (Q031p Spaubeek)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
25179 |
plensbui, zware bui |
schuil:
sjoel (Q031p Spaubeek)
|
zware plensbui [zeng, schoer, sjoel, goersj] [N 22 (1963)]
III-4-4
|