31339 |
kraspen |
kratspin:
kratspen (Q121b Spekholzerheide),
kratsstift:
kratsštef (Q121b Spekholzerheide)
|
In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.]
II-11
|
21031 |
kreeft |
krebs (du.):
kribs (Q121b Spekholzerheide)
|
kreeft
III-2-3
|
20804 |
krent |
krent:
krint (Q121b Spekholzerheide)
|
krent
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenweg:
krin’tewek (Q121b Spekholzerheide)
|
krentebrood
III-2-3
|
20120 |
krols |
lopetig:
bijv. v. honden
leu’fetig (Q121b Spekholzerheide)
|
loops
III-2-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
króm(p) (Q121b Spekholzerheide),
scheef:
sjeef (Q121b Spekholzerheide)
|
krom
III-4-4
|
31261 |
kromme schroodbeitel |
reurenbeitel:
rø̜ǝrǝbēsǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
Schroodbeitel waarvan het werkvlak gebogen is. De kromme schroodbeitel wordt volgens Van der Wal (pag. 76) gebruikt als draagvlak bij het smeden van scherp overgewerkte profielen. Zie ook afb. 21. [N 33, 117]
II-11
|
25011 |
krommen |
krommen:
krum⁄me (Q121b Spekholzerheide)
|
krommen
III-4-4
|
31349 |
krompasser |
diktecirkel:
dektǝtserkǝl (Q121b Spekholzerheide),
enkele kromcirkel:
ęŋkǝlǝ kromtserkǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
Passer met kromme benen waarmee de dikte van voorwerpen kan worden gemeten. Er bestaan twee uitvoeringen van de krompasser: één met veer en stelschroef en één met een scharnierpunt dat voldoende stroef is om de twee benen, na het uitzetten van de vereiste afmeting, in die stand vast te houden. De benen van de krompasser met stelschroef kunnen met een kartelmoer worden gefixeerd. Zie ook afb. 82. [N 33, 252c; N 64, 80b; N 66, 1b]
II-11
|
24484 |
kruid (alg.) |
kruid:
kroed (Q121b Spekholzerheide)
|
kruid
III-4-3
|