24625 |
lindebloesem |
lindebloei:
lin’geblui (Q121b Spekholzerheide)
|
lindebloesem
III-4-3
|
31400 |
linkse boor |
linkse boor:
leŋksǝ bōǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het linksom gedraaid wordt. [N 33, 158a]
II-11
|
19753 |
linnenkast |
lijnenschap:
liŋəšāf (Q121b Spekholzerheide)
|
linnenkast
III-2-1
|
31436 |
lintzaagmachine |
bandzeeg:
bant˱zē̜ǝx (Q121b Spekholzerheide),
baŋk˲zē̜ǝx (Q121b Spekholzerheide)
|
Stationaire machine voor het zagen van diverse materialen. Het zaagblad van de lintzaagmachine bestaat uit een stalen band zonder einde dat aan één kant van zaagtanden is voorzien en wordt aangedreven door een elektromotor. Het te zagen materiaal rust op een zaagtafel en wordt tegen het draaiende blad aangedrukt. Met de lintzaag kunnen ook gebogen zaagsnedes worden gemaakt. [N 50, 69; N 53, 16; monogr.] || Stationaire machine voor het zagen van diverse materialen. Het zaagblad van de lintzaagmachine bestaat uit een stalen band zonder einde dat aan één kant van zaagtanden is voorzien en wordt aangedreven door een elektromotor. Het te zagen materiaal rust op een zaagtafel en wordt tegen het draaiende blad aangedrukt. Met de lintzaag kunnen ook gebogen zaagsnedes worden gemaakt. Het werktuig werd volgens de invullers uit L 290 en L 291 gebruikt om profielijzer te zagen. [N 33, 330; monogr.]
II-11, II-12
|
17617 |
lip |
lip:
lìp (Q121b Spekholzerheide, ...
Q121b Spekholzerheide)
|
lip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
kap:
kap (Q121b Spekholzerheide)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24528 |
lisdodde |
tanteknuppel:
tan’teknuppel (Q121b Spekholzerheide)
|
lisdodde
III-4-3
|
28310 |
locomotiefloods |
locomotievenloods:
lokomotīvǝlōts (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Eisden])
|
Ondergrondse ruimte, meestal in de buurt van de schacht, waar de niet in gebruik zijnde locomotieven worden ondergebracht. [N 95, 701; monogr.]
II-5
|
28311 |
locomotiefmachinist |
machinist:
mašenest (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Arbeider die de mijnlocomotief bedient. [N 95, 151; monogr.]
II-5
|
31224 |
lood |
blij:
blęj (Q121b Spekholzerheide),
lood:
luǝt (Q121b Spekholzerheide),
lūǝt (Q121b Spekholzerheide)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|