24571 |
margriet |
ganzebloem:
jan’zeblom (Q121b Spekholzerheide)
|
margriet, grote —
III-4-3
|
32551 |
marktkorf |
marktkorf:
mātkø̜rf (Q121b Spekholzerheide)
|
In het algemeen een mand waarin producten, en dan met name etenswaren, naar de markt worden vervoerd. Zie ook afb. 288. [N 20, 50; N 40, 112; monogr.]
II-12
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
e marmere bild (Q121b Spekholzerheide)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
24350 |
marter |
maart:
maat (Q121b Spekholzerheide)
|
marter
III-4-2
|
20469 |
masturberen |
(-) wiksen:
wiekse (Q121b Spekholzerheide),
wiksen:
wiekse (Q121b Spekholzerheide)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
28298 |
materiaalwagen |
dekselwagen:
dɛksǝlwān (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Mijnwagen waarmee gereedschap vervoerd kan worden. Een invuller uit Q 121 merkt over de "getuigwagen" op dat dit een mijnwagen met afsluitbaar deksel was, waarin gereedschap naar de ondergrondse magazijnen werd gestuurd. [N 95, 716; N 95, 677; monogr.]
II-5
|
33044 |
mathaak |
haak:
hōk (Q121b Spekholzerheide)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19393 |
matras |
matras:
matrats (Q121b Spekholzerheide)
|
matras
III-2-1
|
28095 |
mechanische pijler |
hobelstreb:
hōbǝlštrēp (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale]),
mechanische pijler:
mēxānišǝ pęjlǝr (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Maurits])
|
Pijler waarin een machine zorgt voor het losmaken, laden en transporteren van de kolen. In de mijn van Eisden wordt volgens de invuller uit Q 7 in zo''n mechanische pijler een ploeg of een zaag gebruikt. [N 95, 282; N 95, 596; N 95, 598; monogr.]
II-5
|
18855 |
medelijden |
metlijden:
mit’lieë (Q121b Spekholzerheide)
|
medelijden
III-1-4
|