27612 |
middagdienst, late dienst |
middagschicht:
mɛdexšix (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Wilhelmina, Domaniale])
|
De werktijd van ''s middags 2 uur tot ''s avonds 10uur. Volgens Defoin (pag. 209) wordt de namiddagdienst in de pijlers waar de kolenwinning tijdens de morgendienst geschiedt, besteed aan het verplaatsen van de installaties en de nachtdienst aan de dakbreuk. In die waar de kolenwinning tijdens de namiddagdienst geschiedt, verricht men de verplaatsing van de installaties in de nachtdienst en de dakbreuk in de volgende morgendienst. Voor de middagdienst had men, volgens de informant van Q 15, een driekantige penning. Zie ook het lemma Controlepenning. [N 95, 117; monogr.; Vwo 509; Vwo 510; Vwo 807]
II-5
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
mid’daag (Q121b Spekholzerheide),
¯t Jeet nuus boave ing jouw mid¯daag
mid’dieg (Q121b Spekholzerheide)
|
middageten
III-2-3
|
24352 |
mier |
amezeik:
oa’mezeek (Q121b Spekholzerheide)
|
mier
III-4-2
|
24424 |
mierenhoop |
amezeikennest:
oa’mezekenès (Q121b Spekholzerheide)
|
mierenhoop
III-4-2
|
27655 |
mijnarts |
kuildokter:
kuldǫktǝr (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Op alle mijnen kende men een modern ingerichte verbandkamer. Onder leiding van een mijn- of bedrijfsarts werd hier voor geneeskundige behandeling gezorgd. [N 95, 952]
II-5
|
28328 |
mijnblind |
kuilblind:
kulbleŋk (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Oogaandoening die zich uit in korte, rukkende bewegingen van het hoofd en de ogen (Nystagmus). Deze ziekte kwam vroeger als beroepsziekte, mogelijk veroorzaakt door intoxicatie van de hersenstam, bij mijnwerkers voor. Ook paarden die lang ondergronds waren, zouden deze ziekte kunnen krijgen. Een paard dat meer dan tien jaren ondergronds gewerkt had, zou volgens overlevering (z. Dieteren 1984 pag. 17) blind zijn. De informant uit Q 15 noemt het een sprookje dat de paarden ondergronds blind werden. Men moet wel onderscheid maken tussen blindheid en de ziekte Nystagmus. [N 95, 938; monogr.]
II-5
|
27310 |
mijngas |
gas:
g˙ās (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
jās (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Een kleurloos, reukloos en smaakloos gas dat lichter is dan lucht, in bepaalde concentratie met lucht brandbaar of ontplofbaar en bij grote hoeveelheden verstikkend. Mijngas bevindt zich in de kool, het dak- en vloergesteente van de laag en in spleten en scheuren van het gesteente (MBK IV pag. 25). De term "gas" wordt in de Belgische mijnen slechts sporadisch gebruikt (Vanwonterghem pag. 114). [N 95, 229; monogr.; Vwo 336; Vwo 348]
II-5
|
28199 |
mijngasontploffing |
ontploffing:
ontploffing (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Een ontploffing van mijngas. [N 95, 235; monogr.]
II-5
|
27554 |
mijnhorloge |
kuiluur:
k˙uluǝr (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
[N 95, 67]
II-5
|
27912 |
mijnhout |
hout:
hōts (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor al het in de mijn gebruikte hout. De opgaven die een specifieke soort hout aanduiden, bijvoorbeeld "kophouten", "spitsen", etc., zijn verplaatst naar de desbetreffende lemmata. [N 95, 311; monogr.]
II-5
|