25166 |
mist, nevel (alg.) |
dons:
dóns (Q121b Spekholzerheide)
|
mist, nevel
III-4-4
|
29662 |
modderkar |
plateauwagen:
platōwān (Q121b Spekholzerheide
[(platte wagen op rails)]
),
schubkarre:
šupkār (Q121b Spekholzerheide)
|
De kruiwagen of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. [N 98, 72; monogr.]
II-8
|
29660 |
modderkruier |
leemjong:
lēmjǫŋ (Q121b Spekholzerheide)
|
Arbeider die de bereide klei naar de vormtafel brengt, hetzij in een bak die hij op de nek draagt, hetzij met een kruiwagen of door middel van kipkarren. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 277 s.v. vogeldrager: ø̄̄Degene die bij de brikken- of tichelovens den vogel draagt (...). Geh. Genck.ø̄̄ [N 98, 70; monogr.]
II-8
|
19198 |
moed |
courage (fr.):
koeraasj (Q121b Spekholzerheide),
kraatsj (Q121b Spekholzerheide),
moed:
mód (Q121b Spekholzerheide)
|
moed || moed, courage
III-1-4
|
20331 |
moeder |
ma:
ma (Q121b Spekholzerheide)
|
moeder [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
meute (Q121b Spekholzerheide)
|
moeite; hij geeft zich moeite [DC 03]
III-1-4
|
19940 |
moer |
moer:
moor (Q121b Spekholzerheide)
|
konijn, wijfje
III-2-1
|
33700 |
moeras |
moeras:
muras (Q121b Spekholzerheide),
prats:
pratš (Q121b Spekholzerheide)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
31532 |
moersleutel |
schroevensleutel:
šruvǝšløsǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
In het algemeen een werktuig voor het los- en vastdraaien van moeren. Zie ook de lemmata "steeksleutel", "ringsleutel", "verstekbare moersleutel", etc. Het betreft daar meer specifieke uitvoeringen van de moersleutel. [N 33, 300a; monogr.]
II-11
|
33556 |
moestuinx |
gaarde:
j‧āt (Q121b Spekholzerheide)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|