24859 |
paardebloem |
kettenkruid:
ket’tekroed (coll.) (Q121b Spekholzerheide),
paardsbloem:
peëds’blom (Q121b Spekholzerheide),
zoermelk:
zoer’mennieg (Q121b Spekholzerheide),
zoer’milch (Q121b Spekholzerheide)
|
paardebloem || paardebloemblad
III-4-3
|
24482 |
paardekastanje |
kastaai:
ka(r)sjtai’ (Q121b Spekholzerheide),
kastaaieboom:
karsjtai’eboom (Q121b Spekholzerheide),
paardskastanje:
peëds’kasjtai (Q121b Spekholzerheide)
|
kastanje || kastanjeboom || paardekastanje
III-4-3
|
24414 |
paardenhorzel |
paardsoreis:
peëdshorees’ (Q121b Spekholzerheide)
|
paardenhorzel
III-4-2
|
33382 |
paarderuif |
roop:
rø̄p (Q121b Spekholzerheide)
|
Het samenstel van latten, gelijkend op een ladder, dat in schuine stand wordt aangebracht boven de paardekrib en waaruit de paarden langzaam het hooi (soms ook gras) kunnen eten. De benamingen met krib zijn waarschijnlijk oneigenlijk gebruikt (vergelijk het woordtype hooikrib) of men kende ter plaatse oorspronkelijk geen ruif. Zie ook de toelichting bij het lemma "ruif voor de koeien" (2.2.19). Zie voor de fonetische documentatie van (krib) het lemma "paardekrib" (2.3.3) en voor (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3, nr. 4.1.2. In de kaart zijn de ruif-, reep- en roop-opgaven aangevuld met die uit de lemma''s "ruif voor de koeien" (2.2.19) en "schaapsruif" (2.4.13). [N 5A, 59a en 59b; A 14, 13; L 42, 3; L 45, 12; monogr.]
I-6
|
33381 |
paardestal |
paardsstal:
pē ̞ǝts[stal] (Q121b Spekholzerheide)
|
De stal of ruimte waar het paard of de paarden staan. Het woordtype voerderij voor voergang in de paardestal kan wel uitbreidend gebezigd worden voor de paardestal in zijn geheel. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). (Paardsstal)-varianten waarvan het (stal)-gedeelte een kleurloze vocaal vertoont, zijn voluit en fonetisch genoteerd, omdat deze tweede component als simplex niet voorkomt met een kleurloze vocaal. Zie de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5, 105e; A 10, 9c; L 38, 26; Wi 18; S 50; monogr.; add. uit N 5A, 59 en 73a]
I-6
|
28325 |
paardestal ondergronds |
paardsstal:
pę̄tsštal (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Ondergrondse paardestal. Voorheen werden bij het transport van kolen ondergronds paarden gebruikt. Deze paarden bleven ondergronds in een aparte stal. [N 95, 935]
II-5
|
24362 |
pad |
kroddel:
krod’del (Q121b Spekholzerheide),
kwattel:
kwat’tel (Q121b Spekholzerheide)
|
pad
III-4-2
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
jodenvlees:
jüd’devleesj (Q121b Spekholzerheide)
|
paddestoelen
III-4-3
|
24293 |
paling, aal |
leum:
leum (Q121b Spekholzerheide),
peul:
peul (Q121b Spekholzerheide),
geen verschil
peul (Q121b Spekholzerheide)
|
aal, paling [DC 10 (1941)]
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
bosboom:
bós’boom (Q121b Spekholzerheide),
palm:
palm (Q121b Spekholzerheide)
|
buksboom, palm || buxus, palmstruik
III-4-3
|