31426 |
ratelboor, krekelboor |
boorknar:
bōǝrknar (Q121b Spekholzerheide),
knar:
knar (Q121b Spekholzerheide),
knarboor:
knarbōǝr (Q121b Spekholzerheide),
ratelboor:
rātǝlbōǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.]
II-11
|
20529 |
rauw |
ongekookt:
ónjekaochd¯ jeet óch durch ¯t laoch: vieze varkens worden niet vet
ónjekaochd’ (Q121b Spekholzerheide),
rauw:
Rüe eëpel
rüe (Q121b Spekholzerheide),
Rüe vleesj
rüe (Q121b Spekholzerheide)
|
ongekookt || rauw
III-2-3
|
19120 |
razend van woede |
brul:
Wat waor deë keël brul
brul (Q121b Spekholzerheide),
woest:
wus (Q121b Spekholzerheide)
|
woedend || woest, kwaad
III-1-4
|
29728 |
rechten |
richten:
rextǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
Het oprichten van de uit de vormen plat neergelegde stenen, nadat ze enige tijd gedroogd hadden. In Q 121 werden de stenen in rijen van twee in banen geplaatst. Men zei dan de stenen twee aan twee (tswaj ā tswaj) stonden. Het rechten was in P 47 niet gebruikelijk. [N 98, 99; monogr.]
II-8
|
24975 |
rechtop |
graad (du. grade):
jraad (Q121b Spekholzerheide),
oprecht:
ópreët (Q121b Spekholzerheide),
rechtop:
reëtóp⁄ (Q121b Spekholzerheide),
snak:
sjnak (Q121b Spekholzerheide)
|
rechtop
III-4-4
|
31401 |
rechtse boor |
rechtse boor:
ręǝtsǝ bōǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het rechtsom gedraaid wordt. [N 33, 158b]
II-11
|
20961 |
reep |
tafel (du.):
Ing ta¯fel sjokkelaad
ta’fel (Q121b Spekholzerheide)
|
tablet
III-2-3
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
reën (Q121b Spekholzerheide)
|
regen
III-4-4
|
30537 |
regenpijp |
kandelpijp:
kandǝlpīf (Q121b Spekholzerheide)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|
24308 |
regenworm |
pierik:
pir’rek (Q121b Spekholzerheide),
tatter:
ziekte?
tat’tere (Q121b Spekholzerheide),
vressem:
vre’sem (Q121b Spekholzerheide),
worm:
wórm (Q121b Spekholzerheide)
|
dauwworm || regenworm, pier || worm
III-4-2
|