27796 |
richtingssnoer, schietlood |
lood:
luǝt (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale]),
richtungskoord:
(mv)
rextuŋskoǝdǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Zolder])
|
Een met een loden gewichtje verzwaarde draad, waarmee men de loodrechte richting bepaalt. De schietloden of richtingstouwen worden bevestigd aan meettekens in het dak (MBK II pag. 41). [N 95, 847; N 95, 859]
II-5
|
29724 |
richttouw |
koord:
kō.ǝt (Q121b Spekholzerheide)
|
Het richttouw werd gebruikt om te bereiken dat de vormelingen in rechte rijen geplaatst werden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛhaagɛ.' [monogr.]
II-8
|
20954 |
riem |
bokseriem:
boksǝrēm (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
De riem waarmee de broek wordt opgehouden en waaraan de accu van de petlamp wordt bevestigd. [N 95, 62; monogr.]
II-5
|
24512 |
riet |
riet:
rit (Q121b Spekholzerheide)
|
riet
III-4-3
|
29737 |
rietmatten |
rietmatten:
ritmatǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
Riet- of stromatten om de hagen te beschermen tegen regen. [N 98, 108; monogr.; L 26, 10 add.]
II-8
|
32921 |
rij, wiers |
gemade/gemaai:
gǝmār (Q121b Spekholzerheide)
|
De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.]
I-3
|
20603 |
rijstebrij |
rijstbrij:
riesbrij (Q121b Spekholzerheide)
|
rijstebrij
III-2-3
|
20737 |
rijstevlaai |
rijstevladem:
riestevlaam (Q121b Spekholzerheide),
rijstvladem:
riesvlaam (Q121b Spekholzerheide),
Verklw. riesvleëmsje
riesvlaam (Q121b Spekholzerheide)
|
rijstevla || rijstevlaai || rijstvlaai
III-2-3
|
34643 |
rijtuig |
kar:
kār (Q121b Spekholzerheide),
karretje:
kēršǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
rimpele, rimpel (Q121b Spekholzerheide)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|