e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoren afpolten: āfpǫltǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]), afspreizen: āfšprajtsǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]) Een of meer horizontale houten balken tussen twee ondersteuningen plaatsen om te verhinderen dat de ondersteuningen door de gesteentedruk gaan verschuiven. Zie ook het lemma Schoor. [N 95, 301; N 95, 353; N 95, 300; N 95, 899; monogr.] II-5
schorseneer schorseneer: sjorsjenere (Spekholzerheide) [DC 76 (2002)] I-7
schotel plateel: platīəl (Spekholzerheide), schotel: sjóttel (Spekholzerheide), šotəl (Spekholzerheide) platte schotel || schotel || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schoteltje teldertje: telderche (Spekholzerheide) schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] III-2-1
schraag schraag: šrāx (Spekholzerheide, ... ) Een uit metaal vervaardigd gestel bestaande uit twee driehoekige steunen die met elkaar verbonden zijn, waarop de smid een werkstuk kan laten rusten. [N 33, 237] || Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.] II-11, II-12
schraapgoot kratsband: kratsbant (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]), schraperband: šrāpǝrbant (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Inrichting voor het hellend transport van kolen en stenen bestaande uit een onder- en een bovengoot, waardoor een ketting zonder eind door middel van een motor wordt voortbewogen. Aan de ketting zijn schrapers bevestigd, die de in de bovengoot geschepte materialen transporteren. [N 95, 653; N 95, 604; monogr.; Vwo 328; Vwo 646; Vwo 658; Vwo 660; Vwo 692] II-5
schraapstaal schaver: šāvǝr (Spekholzerheide  [(plat of driekant)]  ), schrapstaal: šrapštǫal (Spekholzerheide) Stalen werktuig om een metalen vlak af te schrapen. Het schraapstaal kan verschillende vormen hebben. Vaak wordt het door de smid zelf vervaardigd van een oude vijl waarvan de voorzijde van het blad puntvormig wordt afgeslepen. Zie ook afb. 205. [N 33, 261a-b; N 33, 281; N 64, 58a; monogr.] II-11
schransen sneuren: Aonwasende kinger kanne sjneure  sjneu’re (Spekholzerheide), vorderen: Kinger nee, wat kan deë vöa¯dere: Goeie hemel, wat kan die bunkeren  vöa’dere (Spekholzerheide), zich aankijlen: aa’kielle, ziech (Spekholzerheide) bunkeren || flink eten || zich volproppen III-2-3
schrijftafel, bureau bureau: børoͅ (Spekholzerheide) schrijftafel III-2-1
schrikken schrikken: sjrek’ke (Spekholzerheide), zich verschrikken: versjrek’ke, ziech (Spekholzerheide) schrikken III-1-4