28019 |
splijtvlakken in de koollaag |
splijt:
šplis (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Scheuren in de koollaag die zijn veroorzaakt tengevolge van de gebergtevormende bewegingen in de aardkorst waaraan de koollagen tijdens en na het ontstaan blootgesteld zijn geweest. Door de splijtvlakken is de koollaag als het ware in tegen elkaar liggende lagen of banken verdeeld. Vakkundig gebruik maken van de splijtvlakken beïnvloedt de prestatie van de mijnwerker gunstig. Volgens de informant van Q 15 was het het gemakkelijkste werken als de splijtvlakken parallel liepen aan de transportrichting. Soms kon men dit bevorderen door het gehele pijlerfront iets te draaien. [N 95, 504; monogr.]
II-5
|
31802 |
splinteren |
splinteren:
špleŋktǝrǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
Gezegd van hout wanneer dit splinters afgeeft. Zie ook het volgende lemma. [N 55, 193; monogr.]
II-12
|
19798 |
spoelen |
de was opspoelen:
də wɛ̄š˂ opšpø̄lə (Q121b Spekholzerheide)
|
de was opspoelen
III-2-1
|
19806 |
spons |
schwamm (d.):
šwam (Q121b Spekholzerheide)
|
spons
III-2-1
|
28340 |
spoorploeg |
spoorploeg:
špōrplux (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
De ploeg die verantwoordelijk is voor het aanleggen van nieuwe sporen en het onderhouden van de bestaande. [N 95, 697; monogr.]
II-5
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝšpǭrǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
19707 |
sport van een stoel |
ronde lat:
rond
roŋ lats (Q121b Spekholzerheide),
vierekkige lat:
vierkant
vērɛkegə lats (Q121b Spekholzerheide)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
19359 |
spotten |
spotten:
sjpot’te (Q121b Spekholzerheide)
|
spotten
III-1-4
|
24248 |
spotvogel |
ulekuus:
ül’leküsj (Q121b Spekholzerheide)
|
spotvogel
III-4-1
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
sjproa(n), mv. sproa(n)ts (Q121b Spekholzerheide)
|
spreeuw
III-4-1
|