19328 |
stijfkoppig |
stijfkoppig:
sjtief’köppieg (Q121b Spekholzerheide)
|
stijfkoppig
III-1-4
|
19641 |
stijfsel |
stijf:
štīf (Q121b Spekholzerheide)
|
stijfsel
III-2-1
|
27438 |
stijl |
stijl:
štil (Q121b Spekholzerheide)
|
Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.]
II-9
|
27896 |
stijl, stempel |
ijzeren stijl:
īzǝrǝ [stijl] (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale]),
stijl:
štil (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor het verticaal of haaks op de laag geplaatste houten of metalen steunelement in mijngangen en winplaatsen. De invuller uit Q 3 kent twee soorten stijlen: de "stempel" die in galerijen en pijlers wordt gebruikt en de "montant" die alleen in galerijen wordt toegepast. Volgens de respondent uit L 417 is de "stempel" van hout, de "montant" van ijzer. Een ijzeren stijl voor in de pijler is naar zijn zeggen het "mannetje". Het woordtype "apôye" is van toepassing op een houten stijl, meestal vervaardigd uit denne- of eikehout (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 292; N 95, 333; N 95, 290; Vwo 62; Vwo 387; Vwo 529; Vwo 530; Vwo 746; Vwo 747; Vwo 758; Vwo 780; Vwo 781]
II-5
|
27899 |
stijlen haaks op de laag plaatsen |
[stijlen] bergslag zetten:
bɛrxšlāx zɛtsǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Stijlen loodrecht tussen dak en vloer, in gangen waar dak en vloer niet evenwijdig aan elkaar lopen, haaks onder het dak plaatsen. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 295]
II-5
|
27901 |
stijlen schuin bevestigen |
(de stijlen) op sprong zetten:
op šproŋk zɛtsǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Stijlen schuin bevestigen. Door het schuin plaatsen van de stijlen van een ondersteuning kan deze meer weerstand bieden aan de druk vanuit de zijwanden. Bovendien bereikt men hiermee dat de vervoerruimte beneden in de gang, dus de meest nuttige ruimte, groter wordt bij eenzelfde gangdoorsnede. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 294; N 95, 295; N 95, 300; monogr.]
II-5
|
28083 |
stijlentrekker |
sylvester:
sylvester (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Werktuig waarmee ondersteuningen uit het ontkoolde pand kunnen worden weggetrokken. De stijlentrekker bestaat uit een tandheugel waarlangs het zogenaamde huis kan worden bewogen door middel van een hefboom. Aan het huis is een trekketting bevestigd die aan de te verwijderen stijl wordt vastgemaakt. [N 95, 591a; N 95, 591b; monogr.; N 95A, 13]
II-5
|
28196 |
stiklucht |
stikloft:
šteklof (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Een mengsel van stikstof en koolzuurgas. [N 95, 231; monogr.]
II-5
|
24565 |
stinkende gouwe |
wratselenkruid:
vrat’selekroed (Q121b Spekholzerheide)
|
wrattenkruid, stinkende gouwe
III-4-3
|
31693 |
stobbe |
storkel:
štorkǝl (Q121b Spekholzerheide),
vot:
vot (Q121b Spekholzerheide)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|