e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

Gevonden: 2437

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanrecht aanrecht: āriət (Spekholzerheide) aanrecht III-2-1
aanvoerband toevoerband: tuvūrbaŋk (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Winterslag, Waterschei]) Bandtransporteur voor de aanvoer van materialen. Het woordtype "h.t." (L 265, Q 33 ) is een afkorting voor houttoevoer(band). [N 95, 636] II-5
aardappel aardappel: ęǝdapǝl (Spekholzerheide) Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f] I-5
aardappelen stampen keuzen: keu’ze (Spekholzerheide) prakken III-2-3
aardappelkuil, -groef mijt: mīǝt (Spekholzerheide) De plaats waar de aardappelen gedurende de winter buiten worden opgeslagen. In droge gebieden maakt men ronde opslagkuilen, wel tot twee meter diep. Waar het grondwater dicht aan de oppervlakte komt maakt men meestal langwerpige groeven; de grond wordt dan maar een decimeter weggegraven. De bodem en de wanden worden met stro bedekt; daarop worden de aardappelen uitgespreid. Op de aardappelen komt dan nog en laag stro en het geheel wordt met aarde afgedekt. Vroeger maakte men luchtgaten in de afdekkende aarde; in het uiteinde van een dergelijk luchtgat stak men een wis stro die lucht doorliet, maar ongedierte buiten hield. Tegenwoordig worden de kuilen met landbouwplastic afgedekt en houden autobanden het geheel op zijn plaats. Het regelmatig eerste element in samenstellingen met aardappel- is hier weggelaten. [N 12, 30; JG 1a, 1b; A 21, 1f; monogr.; add. uit N 5, 89; N 12, 29] I-5
aardappelpannenkoek rijfkoek: rief’kóch (Spekholzerheide) aardappelpannekoek III-2-3
aardappelsalade aardappelsalade: eëpelsjlaat (Spekholzerheide) aardappelsalade III-2-3
aardbei elber: el’ber (Spekholzerheide), elberstruik: el’beresjtroech (Spekholzerheide) aardbei || aardbeiplant I-7
aarden aarden: a’de (Spekholzerheide), zich schikken: iech koeët miech bij die vreeëm lü nit sjikke  sjik’ke, ziech (Spekholzerheide), zich terechtvinden: Heë hat ziech jód tsereëtvónge in de nui hemet  tsereët’vinge, ziech (Spekholzerheide) aarden || thuis raken, gewennen || wennen III-1-4
aars votlok: votlaoch (Spekholzerheide) aars, darmuitgang [N 10c (1995)] III-1-1