18984 |
teleurstellen |
enttuschen (du.):
enttäusje (Q121b Spekholzerheide)
|
teleurstellen
III-1-4
|
19253 |
ten einde brengen |
de pin derop zetten:
d’r pin dróp zetse (Q121b Spekholzerheide)
|
er een punt achter zetten
III-1-4
|
17632 |
tepel |
loes:
loetsj (Q121b Spekholzerheide)
|
borsttepels [N 10c (1995)]
III-1-1
|
33962 |
teugel, leidsel |
lijn:
liŋ (Q121b Spekholzerheide)
|
Een riem of koord waarvan de uiteinden aan de twee kanten van het bit van het paard bevestigd zijn en waarmee het bestuurd wordt. Deze teugel kan lang of kort zijn. In het eerste geval bestaat hij uit één stuk en reikt hij tot achter het paard; de voerman houdt het midden ervan in de hand (cf. lemma Dubbele Lijn). In het tweede geval reikt hij slechts tot juist achter het haam; dan is aan het midden een enkele lijn, het kordeel (cf. lemma KordeelL) bevestigd, die de voerman in de hand houdt. De dubbele lijn van een paard dat voor de ploeg is gespannen is altijd langer dan die bij een kar of wagen. Het lemma Ploeglijn is al eerder behandeld in WLD I, afl.2, blz. 182. De vraagstelling in de lijsten liet echter niet toe om voor Nederlands Limburg evenveel materiaal op te nemen als voor Belgisch Limburg. Op de zeer ruime vraag N 13,29 Enkele band of touw dat aan het hoofdstel is vastgemaakt werden allerlei specifieke benamingen opgegeven, waardoor het te riskant werd om de algemene benamingen voor teugel voor Nederlands Limburg uit de gegevens af te leiden. Om toch een idee te kunnen geven van de gegevens voor Nederlands Limburg werd gekeken naar algemene antwoorden op vraag N 13,31 Dubbele band die aan weerszijden van het gebit is vastgemaakt en tot aan de hand van de voerman dubbel is en het eerste deel van vraag N 13, 34 Kent u afzonderlijke benamingen voor de leidsels gebruikt bij het rijden met de kar, het ploegen? Daaruit bleek dat de woordtypes lei, leis en lijn behoorlijk afgebakende gebieden vormen. Veiligheidshalve zijn alleen deze laatste gegevens voor Nederlands Limburg opgenomen en op kaart gebracht. [JG 1a, 1b; N 13, 30 en 34]
I-10
|
19347 |
tevreden; tevredenheid |
tevreden:
tsevreie (Q121b Spekholzerheide)
|
tevreden
III-1-4
|
20849 |
thee |
hooizamenthee:
Drink mar ing tas häu¯zoamtieë, da kuns doe an ¯t sjwese
häu’zoamtieë (Q121b Spekholzerheide),
thee:
Dat is angere tieë wie kaffieë
tieë (Q121b Spekholzerheide)
|
thee || thee van hooizaad
III-2-3
|
19554 |
theelepeltje |
suikerlepeltje:
tsoekerleffeltsje (Q121b Spekholzerheide)
|
theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19516 |
theepot |
theepot:
tieëpot (Q121b Spekholzerheide)
|
pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19781 |
thuis |
heem:
hēm (Q121b Spekholzerheide)
|
thuis
III-2-1
|
31740 |
timmeren |
schrijneren:
šrīnǝrǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.]
II-12
|