27652 |
verzuimen wegens ziekte |
krank vieren:
kraŋk viǝrǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Niet op het werk verschijnen door ziekte. Volgens de informant van Q 15 moest men dit melden aan het AMF, het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Staatsmijnen in Limburg. Men kreeg dan de z.g. ziekenkaart waar de controleur en de controlerende geneesheer aantekeningen op maakten. Deze kaart was grijs van kleur. [N 95, 918; N 95, 918 add.; monogr.]
II-5
|
19523 |
vetpot |
vetduppen:
vɛt˂døpə (Q121b Spekholzerheide),
vetgrèle:
vɛtjryl (Q121b Spekholzerheide)
|
vetpot
III-2-1
|
31386 |
vierkante vijl |
vierkantvijl:
vērkaŋk˲vil (Q121b Spekholzerheide)
|
Stalen vijl waarvan het blad vierkant van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vierkante vijl dient voor het vijlen van vierkante gaten, hoeken, etc. Zie ook afb. 103. [N 33, 91; N 33, 93]
II-11
|
20574 |
vieruursboterham |
caf-drinken, het -:
kaffîêdrinke (Q121b Spekholzerheide),
`s namiddags om plm. 4 uur
kaf’fedrinke (Q121b Spekholzerheide)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || koffiedrinken
III-2-3
|
20894 |
vijg |
vijg:
vieg (Q121b Spekholzerheide)
|
vijg
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vil (Q121b Spekholzerheide)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.]
II-11
|
31325 |
vijlblokje, spanplaat |
spanplaat:
španplāt (Q121b Spekholzerheide)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor verschillende voorwerpen bijeengeplaatst die tussen de bekken van de bankschroef worden geklemd om te voorkomen dat een te bewerken voorwerp daardoor beschadigd raakt. Vijlblokjes worden door de smid zelf gemaakt van een blokje hout of een stuk zacht metaal zoals lood of koper. Ook plastic en aluminium worden door de zegslieden vermeld. Spanplaten zijn van lood of koper gemaakte plaatjes die in de vorm van het te bewerken voorwerp zijn gebogen. Zie ook afb. 59. [N 33, 108; N 33, 306a-b; N 33, 380]
II-11
|
31395 |
vijlborstel |
vijlborstel:
vilbøštǝl (Q121b Spekholzerheide
[(mv vilbøštǝlǝ)]
),
vijlenborstel:
vilǝbøštǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
Handborstel van kort, geknikt staaldraad waarmee vijlsel uit de kap van een vijl kan worden verwijderd. Zie ook afb. 110. Diverse zegslieden vermelden ook het gebruik van een staalborstel voor het reinigen van de vijlen. Vgl. het lemma "staalborstel". De invuller uit L 299 merkt daarentegen op dat alleen een zachte ijzerborstel en zeker geen koperen of stalen borstel voor het schoonmaken van vijlen mocht worden gebruikt. In P 176b werden vijlen met behulp van een stalen beitel (stōlǝn˱ bęjtǝl) gereinigd. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59b]
II-11
|
31371 |
vijlen |
vijlen:
vilǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
Harde materialen, inz. metalen, met behulp van een vijl bewerken, slijpen of gladmaken. [N 33, 84 add.; monogr.]
II-11
|
31373 |
vijlhandvat |
heft:
hęf (Q121b Spekholzerheide),
klem:
klɛm (Q121b Spekholzerheide)
|
Van hout of kunststof vervaardigde handgreep die op de arend van de vijl wordt geplaatst. Zie ook het lemma "arend". [N 33, 105]
II-11
|