32326 |
bom, spon |
spond:
špoŋk (Q121b Spekholzerheide)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
32322 |
bomgat, spongat |
spondlok:
špoŋklǭx (Q121b Spekholzerheide
[(meervoud: špoŋklø̜xǝr)]
)
|
De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.]
II-12
|
20661 |
bonenkruid |
bonenkruid:
boeë’nekroed (Q121b Spekholzerheide)
|
bonekruid
I-7
|
24125 |
bonte specht, specht |
specht:
sjpeët (Q121b Spekholzerheide)
|
specht
III-4-1
|
31417 |
boogdrilboor |
drilboor:
drelbōǝr (Q121b Spekholzerheide),
knar:
knar (Q121b Spekholzerheide)
|
Handboor die door middel van een koord en een boog wordt rondgedraaid. De boogdrilboor bestaat uit een houten of ijzeren rol, de drilklos, waarin aan de onderzijde een boorijzer bevestigd kan worden. Aan de bovenzijde van de klos bevindt zich een spil waarop een borstplaat wordt aangebracht waar men tijdens het boren met de borst tegen leunt om op deze wijze druk te kunnen uitoefenen. De boor wordt aan het draaien gebracht door een in een boog gespannen koord om de drilklos te slaan en vervolgens de boog heen en weer te bewegen. Deze beweging lijkt op vioolspelen; vandaar woordtypen als vioolboor, fiedelboor, fiedelaar en fiedel. Zie ook afb. 124. [N 33, 121; N 33, 130-131]
II-11
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
boom (Q121b Spekholzerheide)
|
boom
III-4-3
|
24511 |
boomstronk |
storkel:
sjtór’kel (Q121b Spekholzerheide),
stronk:
sjtrónk (Q121b Spekholzerheide)
|
stronk
III-4-3
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
boeën (Q121b Spekholzerheide)
|
boon
I-7
|
27338 |
boorhamer |
boorhamer:
bōrhamǝr (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Door perslucht aangedreven machine waarmee gaten in het gesteente kunnen worden geboord. De werking berust op een slaande en een draaiende beweging. Volgens Defoin en Vanwonterghem wordt de term "boorhamer" ook gebruikt voor de meer moderne versie van dit toestel: "Bij vroegere boorhamers onderging het boorijzer een stootsgewijs draaiende beweging. De thans gebruikte rotatieve boortoestellen waarbij het boorijzer ononderbroken zonder slagen draait, noemt men ook boorhamers" (Vanwonterghem pag. 72). [N 95, 809; monogr.; Vwo 159; Vwo 162]
II-5
|
27814 |
boorhamer met waterspoeling |
natte boorhamer:
nāsǝ bōrhamǝr (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Boorhamer met waterspoeling. Deze maakt het mogelijk om tijdens het boren via een holle boor water in het boorgat te spuiten. [N 95, 779; monogr.]
II-5
|