20944 |
vlees |
vlees:
vlees (Q121b Spekholzerheide)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vlüe’jel (Q121b Spekholzerheide)
|
vleugel
III-4-1
|
19452 |
vliegenraam, hor |
vliegendraad:
vleͅi̯ədroͅat (Q121b Spekholzerheide)
|
vliegengaas
III-2-1
|
31214 |
vliegwiel |
zwongrad:
šwuŋrat (Q121b Spekholzerheide)
|
Zwaar, metalen wiel dat door zijn draaiing een machine telkens door het dode punt moet brengen. [N 33, 280b]
II-11
|
24499 |
vlier |
heulenteer:
hul’leter (Q121b Spekholzerheide),
heulenteerstruik:
hul’letersjtroech (Q121b Spekholzerheide),
kershout:
kieës’hoots (Q121b Spekholzerheide)
|
vlier || vlierstruik
III-4-3
|
24620 |
vliermerg |
fluitenkaas:
fleu’tekieës (Q121b Spekholzerheide),
heulenteerkaas:
hul’leterkieës (Q121b Spekholzerheide)
|
vliermerg || vlierstruikmerg
III-4-3
|
24392 |
vlinder |
miepmop:
miep’mop (Q121b Spekholzerheide),
vietmop:
vietmop (Q121b Spekholzerheide)
|
vlinder || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloeë (Q121b Spekholzerheide)
|
vlo
III-4-2
|
27185 |
vloer |
wand:
waŋk (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
De bodem van iedere ruimte in de ondergrondse werken. Met de opgave "dèye" bedoelt de zegsman uit L 417 het vloergesteente vóór het verwijderen van de steenkoollaag, terwijl hij onder "trace" de vloer verstaat die overblijft na de winning van de kolen. Het woordtype "radier" van dezelfde invuller duidt de opvulling van een ronde vloer van een mijngang aan. Met de opgave "stok" doelen de respondenten uit Q 15 en Q 121 op het vloergesteente in een galerij. De invullers uit Q 121 en Q 121c maken een onderscheid tussen de "wand" en de "vloer". Met de eerste term bedoelen zij het vloergesteente onder een koollaag, met de tweede de vloer van steengangen en galerijen. De woordtypen "zool" en "baan" worden gebruikt om het vloergesteente van een steengang aan te duiden. [N 95, 193; N 95, 840; monogr.; N 95, 196; Vwo 275; Vwo 281; Vwo 479; Vwo 534; Vwo 834]
II-5
|
27905 |
vloerplaat |
teller:
tɛ̄lǝr (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Plaat die bij het plaatsen van de stijl onder de stijlvoet wordt bevestigd om te voorkomen dat de stijl door de druk in de vloer zakt. Wat betreft de opgave "vliegende schijven" uit Q 111, volgens de invuller werden de vloerplaten zo genoemd omdat ze door arbeiders van andere werkpunten werden weggehaald en aldus "gevlogen" waren. [N 95, 352; monogr.]
II-5
|