20316 |
vrijgezel |
jonggezel:
jónkjezel (Q121b Spekholzerheide)
|
vrijgezel
III-2-2
|
20276 |
vroedvrouw |
hebamme (du.):
hev’vam (Q121b Spekholzerheide)
|
vroedvrouw
III-2-2
|
20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
vrouw:
vrauw (Q121b Spekholzerheide),
vrouwtje:
vräusje (Q121b Spekholzerheide)
|
vrouw || vrouwtje
III-2-2
|
17714 |
vrouwelijk geslachtsdeel |
poes:
Gewoon.
poesj (Q121b Spekholzerheide),
pruim:
proem (Q121b Spekholzerheide),
pruimpje:
Volgens de informant een lief woord.
pruumsje (Q121b Spekholzerheide)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
24368 |
vrouwelijk ree |
hirsch-koe:
hiersj’kouw (Q121b Spekholzerheide)
|
hinde
III-4-2
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
teef:
tieëf (Q121b Spekholzerheide)
|
teef
III-2-1
|
20467 |
vrouwziek |
scherp:
sjerp (Q121b Spekholzerheide),
vrouwluidsgek:
vrauw’lüds-jek (Q121b Spekholzerheide),
vrouwluidstrooster:
vrauw’lüdstrüester (Q121b Spekholzerheide)
|
vrouwengek || vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
19498 |
vuilnisbak |
dreksemmer:
drɛks˂ɛmər (Q121b Spekholzerheide)
|
vuilnisemmer
III-2-1
|
28119 |
vuldoek |
blaasdoek:
bloǝsdox (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale, Laura, Willem-Sophia])
|
Jute weefsel dat wordt gebruikt voor het tegenhouden van de opvulling. Volgens een invuller uit Q 121 was het "blaaslijnen" een doek dat op de Domaniale mijn in de lengte van de pijler verticaal werd opgehangen als begrenzing voor de stenen. De "afslag" die men op de vier Oranje-Nassaumijnen kende, was volgens de respondent uit Q 113 verstevigd met dunne houtstijlen. [N 95, 565; N 95, 563; monogr.]
II-5
|
28116 |
vulschop |
lepel:
lɛfǝl (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Beweegbaar mondstuk aan het uiteinde van de blaasbuis waarmee men het uitgeblazen opvulmateriaal van richting kan laten veranderen. [N 95, 560; monogr.]
II-5
|