e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrijgezel jonggezel: jónkjezel (Spekholzerheide) vrijgezel III-2-2
vroedvrouw hebamme (du.): hev’vam (Spekholzerheide) vroedvrouw III-2-2
vrouw, vrouwspersoon vrouw: vrauw (Spekholzerheide), vrouwtje: vräusje (Spekholzerheide) vrouw || vrouwtje III-2-2
vrouwelijk geslachtsdeel poes: Gewoon.  poesj (Spekholzerheide), pruim: proem (Spekholzerheide), pruimpje: Volgens de informant een lief woord.  pruumsje (Spekholzerheide) [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk ree hirsch-koe: hiersj’kouw (Spekholzerheide) hinde III-4-2
vrouwelijke hond, teef teef: tieëf (Spekholzerheide) teef III-2-1
vrouwziek scherp: sjerp (Spekholzerheide), vrouwluidsgek: vrauw’lüds-jek (Spekholzerheide), vrouwluidstrooster: vrauw’lüdstrüester (Spekholzerheide) vrouwengek || vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vuilnisbak dreksemmer: drɛks˂ɛmər (Spekholzerheide) vuilnisemmer III-2-1
vuldoek blaasdoek: bloǝsdox (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia]) Jute weefsel dat wordt gebruikt voor het tegenhouden van de opvulling. Volgens een invuller uit Q 121 was het "blaaslijnen" een doek dat op de Domaniale mijn in de lengte van de pijler verticaal werd opgehangen als begrenzing voor de stenen. De "afslag" die men op de vier Oranje-Nassaumijnen kende, was volgens de respondent uit Q 113 verstevigd met dunne houtstijlen. [N 95, 565; N 95, 563; monogr.] II-5
vulschop lepel: lɛfǝl (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]) Beweegbaar mondstuk aan het uiteinde van de blaasbuis waarmee men het uitgeblazen opvulmateriaal van richting kan laten veranderen. [N 95, 560; monogr.] II-5