24930 |
zwavelx |
solfer:
tsolfər (Q121b Spekholzerheide),
zwavel:
ps. boven de ´ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.
šwĕəfəl (Q121b Spekholzerheide)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
šmek (Q121b Spekholzerheide)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18055 |
zwellen |
duwen vanuit de stoot:
%%de mijnwerker zegt%%
ǝt døjt vanūs dǝr štuǝs (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Eisden]),
kwellen:
kwɛlǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Gezegd van galerijwanden die opzwellen tengevolge van druk op het gesteente. [N 95, 386]
II-5
|
26367 |
zwengel |
zwengel:
šwøŋǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
Soort van gebogen arm met een haaks daarop aangebrachte handgreep waarmee met de hand of door middel een trede boor- en andere machines in beweging worden gebracht. Zie ook het volgende lemma. [N 33, 281]
II-11
|
24292 |
zwerm vogels |
vlucht:
vläog (Q121b Spekholzerheide),
zwerm:
sjwerm (Q121b Spekholzerheide)
|
vlucht || zwerm
III-4-1
|
19301 |
zwoegen |
dabben:
dab’be (Q121b Spekholzerheide),
schaffen:
klaarspelen
sjaf’fe (Q121b Spekholzerheide),
schuften (du.):
sjoef’te (Q121b Spekholzerheide),
schustern (du.):
sjoes’tere (Q121b Spekholzerheide)
|
(hard) werken || hard werken || ploeteren
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
spekzwaard:
sjpek’sjwaad (Q121b Spekholzerheide),
zwaard:
sjwaad (Q121b Spekholzerheide),
sjwaat (Q121b Spekholzerheide)
|
spekzwoerd || zwoerd || zwoerd (van spek) [N 07 (1961)]
III-2-3
|