20562 |
brandewijn |
brandewijn:
bran’dewien (Q121b Spekholzerheide)
|
brandewijn
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
vonkelhout:
vøŋkəlhōts (Q121b Spekholzerheide, ...
Q121b Spekholzerheide)
|
aanmaakhout || brandhout, aanmaakhout
III-2-1
|
24875 |
brandnetel |
brandnittel:
bren’nissel (Q121b Spekholzerheide),
nittel:
nis’sel (Q121b Spekholzerheide)
|
brandnetel
III-4-3
|
28099 |
breekbout |
breekbout:
brę̄xbōts (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Onderdeel van de koolploeg- en transporteuraandrijving ter voorkoming van ontoelaatbaar hoge trekkrachten in schaaf- en transportkettingen. Bij te hoge trekkracht breekt de bout. [N 95, 600; monogr.]
II-5
|
27378 |
breekijzer |
breekijzer:
brɛ̄x˱īzǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Vierkante, naar onderen plat uitgesmede beitel van staal of van gehard of verstaald ijzer die dient voor het slopen van hout- of metselwerk. Voor zwaar sloopwerk zijn er ook ronde uitvoeringen van dit werktuig, 70 tot 80 cm lang, met plat uitgesmeed einde. Zie voor een afbeelding van het breekijzer ook Wld ii.9, pag. 17, lemma "steenbeitel". [N 33, 114; N 53, 43a]
II-11
|
18786 |
breien |
strikken:
štrekə (Q121b Spekholzerheide)
|
breien
III-1-3
|
18787 |
breinaald |
striknaald:
štreknoͅlt (Q121b Spekholzerheide)
|
breinaald
III-1-3
|
27966 |
breken, doorbreken |
breken:
brē̜xǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Gezegd van ondersteuningen en met name de kap ervan. Ondersteuningen kunnen breken als gevolg van de druk in het gesteente. [N 95, 355; monogr.]
II-5
|
24475 |
brem |
ginster:
jin’ster (Q121b Spekholzerheide)
|
brem
III-4-3
|
28076 |
breuklijn |
broklinie:
broxlīnijǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.]
II-5
|